Wat zou ik dát graag doen! Terug in de tijd gaan van mijn eigen jeugd. Maar dan zoals ik nú ben en wat ik nú weet!! Ik zou er mijn ziel en zaligheid voor over hebben, om mezelf op te kunnen voeden en inzicht te kunnen geven. Niet dat ik het slecht heb gehad. Zéker niet!! Ik heb een prachtige jeugd gehad. Daar valt niets van te zeggen. Maar als je als kind 'high sensitive' bent, was het een verkeerde tijd om in op te groeien. Tegenwoordig is dat allemaal wel makkelijker.
Ik was op 4-jarige leeftijd al op de hoogte van geestverschijningen. Niet dat ik dat tóen al wist. Het enige dat ik wist, was dat ik verschrikkelijk bang was in het donker. Mijn moeder wist dat wel, maar wist niet wat ze er aan moest doen. Ze plaatste zo'n bollampje met daaraan een stekker, die je meteen in het stopcontact kon doen. Je kent ze misschien nog wel. Het zorgde ervoor dat het niet helemaal pikkedonker was in je kamer. Het was alleen erg vervelend, dat het ook weer voor enge schaduwen zorgde.
Zodra mijn moeder het grote licht had uitgedaan, dook ik onder de dekens, tot diep aan het voeteneind. Dat ik niet de moord gestikt ben, is me een raadsel. 's Zomers kon ik altijd lekker lang boven de dekens blijven, omdat het dan lang licht bleef. Ik had er dan ook geen last van. Maar 's winters, als het al donker was als je naar bed moest...
Zodra ik helemaal aan het voeteneind van mijn bed was, weggedoken onder de dekens en er niets meer van de kamer te zien was , hield ik mijn adem in. Het duurde niet lang voordat het begon... Het getik van hakken op het zeil. Alsof er iemand liep. En die iemand was níet mijn moeder... Ik sliep op één kamer met mijn jongste zusje, maar die leek nergens last van te hebben. Die sliep altijd als een roosje. Zo ging het avond aan avond. Je besefte toen nog niet dat je je slaap hard nodig had, maar ik had van angst natuurlijk helemáál geen slaap. Ik kon alleen maar luisteren naar dat angstaanjagende getik. Ik had natuurlijk niet het lef boven de dekens uit te komen, want ik wílde helemaal niet weten wat het was.
Soms móest ik even naar boven om adem te gaan halen, want echt veel lucht kreeg je niet, als je óók nog eens paniekerig was. Ik kan me niet meer herinneren waarom en na hoeveel tijd (waarschijnlijk na maanden) mijn moeder me op een nacht van onder het voeteneind vandaan trok, om me weer gewoon op mijn kussen te leggen. Het licht was aan en ik weet nog dat ik een diepe zucht slaakte. Zelfs mijn vader kwam er later nog bij in zijn pyama. Geweldig vond ik het. Als kind denk je blijkbaar heel kortzichtig, dat besef je pas als je ouder wordt, maar de opluchting is dan zó groot, alsof je er gewoon vanuit gaat dat het licht elke nacht aan gaat blijven en paps en mams naast mijn bed staan. Maar dat bleek al snel een desillusie. Ik weet nog dat er een koud washandje over mijn gezicht werd gehaald en mijn haren - die op mijn voorhoofd plakten - uit mijn gezicht werden gestreken. Heerlijk opgefrist en ontspannen, realiseerde ik me niet lang daarna, dat ze de kamer weer uit slopen en het licht werd uitgedaan. En wég was ik weer! Als een wegschietende salamander lag ik meteen weer opgekruld onderaan het voeteneinde.
Ik dácht er niet aan dat ik de volgende dag weer naar school moest. Ik dácht er niet aan dat ik de volgende dag de hele dag niet vooruit te branden was. En ik dacht er nog minder aan dat mijn ouders zich zo'n zorgen maakten dat ik zo slecht at. Het was zelfs zó, dat mijn moeder de nonnen van de kleuterschool vroeg er een beetje op te letten, dat ik tussen de middag mijn brood opat.
Ik zal het nooit vergeten. Het trommeltje met die ene witte boterham, een stukje snijkoek en een sinaasappel. Plús een flesje melk, met daarin een héél klein beetje chocola, zodat de melk zo'n gore kleur kreeg. Brrrr...! Als ik dáár nog aan denk... Vind je het gék dat ik niks wilde. Ik moest elke middag overblijven, omdat ik met de schoolbus naar school gebracht werd. Toentertijd was er geen school in het dorpje waar ik opgegroeid ben. Er wás er wel één, maar dat was een openbare school en dat was toen helemaal uit den boze als je katholiek opgevoed werd. Dus... bleef er niets anders over dan naar een school die verder weg was, met als gevolg dat je moest overblijven. En dát was een ramp voor mij. Later hoorde ik verhalen uit de buurt, dat ik na mijn eerste schooldag uit de schoolbus sprong en de hele kaai om mijn moeder geroepen heb hihi...
Maar goed, even terugkomend op die boterham op die bewuste middag. De nonnen gingen meestal tussen de middag weg en kwam er een hele lieve juffrouw om op ons te passen. Ik voelde me dan meteen beter, als die nonnen weg waren. Die waren altijd zo kattig! Maar qua eten maakte het niet uit. Ik pakte wel net als de andere kinderen mijn trommeltje, maar dat bleef onaangeroerd op tafel staan. De juffrouw vroeg vriendelijk of ik geen honger had en verlegen als ik toen was, schudde ik alleen maar met mijn hoofd. Ze wreef even over mijn rug en liep weer verder. Maar als ik dacht er zo vanaf te komen, dan had ik het écht goed mis.
Ik zag de nonnen weer binnenkomen en klein als ik nog was, ik zag meteen dat één van de twee met de juffrouw sprak en daarbij in mijn richting keek. Ik dook in elkaar toen ze rechtstreeks op me afkwam en mijn trommeltje open deed. Ze haalde nijdig de boterham eruit en propte 'm gewoon in mijn mond. 'Het moet nou maar eens over zijn met die flauwekul. Je gaat nú eten!' Ik kauwde op het grote stuk brood dat achter was gebleven in mijn mond, maar kon het niet wegkrijgen. Tot overmaat van ramp liep ze niet weg, maar blééf naar me staan kijken. Ik maalde en maalde op het stuk brood tot het één klompje was, maar als ik probeerde te slikken begon ik te kaken. 'Je slikt het nú door!! Hóór je me kleine snotneus!!' zei ze gebiedend met die akelige stem. Maar het wilde niet lukken. Iedere keer als ik probeerde te slikken, kwam het stuk brood meteen weer terug, waardoor de tranen in mijn ogen sprongen. Niet dat ik ging huilen, maar je kunt het vergelijken met verslikken.
'Als je nu óók nog gaat huilen, dan ga je het hók in!' snauwde ze. 'Het hók staat al open! En dan kun je dáár gaan zitten, nét zo lang tot die boterham op is!' Je begrijpt misschien dat dát voor een meisje van 4 héél erg beangstigend klonk. Maar wát ik ook probeerde, de hap die ik in mijn mond had, kon ik met geen mogelijkheid doorslikken. Ik zag alleen nog maar dat donkere hok voor me, waar ze me in wilde duwen. Dus dat hielp niet écht om me aan het eten te krijgen. Gelukkig zag ze op een gegeven moment wel in, dat ik het écht niet weg kreeg en liet me éindelijk met rust.
Het gekke was, dat ik het thuis niet eens durfde te vertellen. Bang dat ik van mijn moeder óók nog eens een standje zou krijgen, omdat ik wéér niet gegeten had. Pas toen ik van school af was, vertelde ik het haar en ik herinner me nog goed dat ze toen nóg woest werd op het gedrag van de non. Ik hoor haar nóg zeggen: 'O kind, had dat alsjeblieft tóen gezegd. Ik had haar wel mores geleerd!!'
In ieder geval had ik er weer een angst bij. Als ik 's nachts éindelijk in slaap viel, werd ik weer badend in het zweet wakker, als ik gedroomd had over het donkere hok waar ik in opgesloten zat...
Reactie plaatsen
Reacties